Een landloper op de kansel. Over de eerste predikant van Werkendam

Werkendam rond 1560. Uitsnede van oude kaart.

Een landloper op de kansel. Over de eerste predikant van Werkendam

Volgens de predikantenborden in de Dorpskerk van Werkendam was hij de eerste predikant ‘sedert de Reformatie’; volgens de kerkelijke acta van de late 16e eeuw een ‘geëxcommuniceerde landloper’ waar geen land mee te bezeilen was en die een smet wierp op de ‘kercke Christi’: Gillis van Couwenberg.

Een volhouder was het in elk geval wel: vanaf 1589 tot en met 1606 komt zijn naam onafgebroken voor in de notulen van de particuliere synodes van Zuid Holland. En de aanhouder wint, bleek ook toen al. Toen aan het begin van de 17e eeuw de eerste geharrewar begon tussen Arminus en Gomarus, mochten de particuliere synodes op last van Oldenbarnevelt niet meer vergaderen. Couwenbergh kon ongehinderd doorgaan met zijn ‘bediening’ in Zuilichem, totdat zijn verdere levensloop zich vanaf 1614 in nevelen hulde. Interessant genoeg dus om de gangen van deze dominee annex landloper eens na te gaan.

Afkomst Gillis van Couwenberg

Over zijn afkomst weten we weinig tot niets, wat overigens wel vaker het geval is bij landlopers. Voordat hij zijn bestaan als onwettig predikant begon, was hij – volgens één van zijn aanklagers op de particuliere synode – ouderling geweest in Mechelen. Na zijn Mechelse periode kwam hij terecht in Geertruidenberg, waar hij ten tijde van Levinus van den Borre en Johannis Episcopius het ‘broot des Heeren’ heeft genuttigd. Couwenberg werd daarmee door de Gereformeerde Kerk beschouwd al een ‘lidmaet der ghemeynte Christi’ en – gezien zijn niet onbesproken gedrag – tuchtwaardig.

Vlaamse vluchteling?

Het zou goed kunnen dat Couwenberg behoorde tot de vele vluchtelingen uit de Zuidelijke Nederlanden, die in de noordelijke gewesten een goed heenkomen, nadat de Zuidelijke Nederlanden definitief (weer) in Spaanse handen kwamen. Dominee Couwenberg was getrouwd en had enkele kinderen. Toen de classis Dordrecht hem duidelijk maakte dat hij voor de arbeid ongeschikt was, raadden de heren predikanten hem namelijk aan om een baan te zoeken tot levensonderhoud van zijn gezin.

Levensloop Gillis van Couwenberg

Couwenberg begon zijn ambtelijke loopbaan als predikant in het Brabantse Made. Wanneer precies is onbekend, maar het zal ongeveer halverwege de jaren ’80 van de 16e eeuw zijn geweest. In elk geval is hij daar “onordentlyck in den dienst gekomen”, dat wil zeggen: zonder attestatie van en examinatie door de classis.

In “deselve onordeninghe is [hij] voortghevaren op Meerkercke ende Werkendam”, aldus de acta. Op de predikantenlijst van hervormd Meerkerk prijkt zijn naam bij het jaartal 1588. Erg lang hield hij het ook daar niet uit, want vanaf 1589 werd hij actief in Werkendam. Vanaf dat moment gingen de ‘meerdere vergaderingen’ (dat wil zeggen: classis en particuliere synoden) zich met deze excentriekeling bemoeien. In dit artikel staat met name zijn rol in de particuliere synode centraal.

Na zijn Werkendamse avontuur, beproefde hij zijn geluk in Eethen, om ten slotte zijn ambtelijke loopbaan af te sluiten in Zuilichem, waar hij zo’n tien jaar voorganger was. In 1614 kreeg Zuilichem een nieuwe predikant; zes later overleed Couwenberg.

Over zijn manier van preken is weinig bekend, alleen dat hij er weinig van bakte; volgens de acta hing hij het gedachtegoed van David Joris aan, een stroming die door de Gereformeerde kerk in woord en geschrift fel bestreden is vanwege het doperse accent. Meer gedetailleerde gegevens over zijn leven, zijn niet bekend. Onbekend maakt onbemind, zal ook in dit opzicht wel gegolden hebben.

Historische duiding

Geografische ligging

Dat Couwenberg juist in onze omgeving terecht kwam, was gezien de geografische ligging van onze regio niet verwonderlijk. Het gebied van de toenmalige classis Gorinchem lag immers hemelsbreed niet zó ver van de Zuidelijke Nederlanden vandaan. Daarnaast was het lucratief zaken doen, in de gebied van Heusden en Altena. Volgens Van Deursen was de classis Gorinchem “wel het meest geliefde jachtveld van deze vrije ondernemers” (Van Deursen, 10)

Op de synode van 1583 klaagt predikant Van de Corput over de “droevighen ende deerlicken staet van de classe Gorchom ende Bommel, hoe dat in deselve veele onghereghelde dienaers zijn, die haer aen gheene classen willen houden ende een openbare scheuringhe van de ghemeente Jesu Christi aenrichten” (Tukker, 14). En op dat moment was onze Couwenberg nog niet eens op het toneel verschenen.

Te weinig predikanten

Wat was de oorzaak van deze droevige en deerlijke staat? Allereerst stond het er in de beginjaren na de reformatie met de kerkelijke organisatie nog erbarmelijk voor. Er waren weinig predikanten, en er kwamen steeds meer gemeenten die een predikant verlangden. De streek was daarnaast geen aantrekkelijk gebied om als predikant actief te zijn.

“De landen van Altena en Heusden vormden het meest zuidelijke gedeelte van het gewest Holland hetgeen verstrekkende gevolgen had voor de vestiging van de Reformatie. Door de ligging vlak achter het ‘front’ was er een voortdurende dreiging van vijandelijke invallen” (Verschoor, 57). Nog in 1621 wimpelde een predikant een beroep af omdat hij het te onveilig vond.

Kortom, rondzwervende predikers konden dus in een behoefte voorzien. En dat heeft de Kerk geweten ook. “De classis Gorinchem […] heeft meer dan eens ter vierschaar gezeten over herder en leraars, die nog nooit aan een avondmaalsviering hadden deelgenomen of in het geheel geen lidmaten waren van de hervormde kerk” (Van Deursen, 10).

Grote rol voor ambachtsheren

Ten slotte speelt nog mee dat binnen de classis Gorinchem een onevenredig grote rol was weggelegd voor de ambachtsheren die op grond van hun patronaats- of collatierecht zelf predikanten voor hun dorpen mochten aanstellen (Van Deursen, 10-11). Aangezien de ambachtsheren het in de beginjaren na de Reformatie hun ‘gunstelingen’ soms zelfs verboden om gemeenschap met de classis te beoefenen, was het een zware taak om een einde aan deze ‘freelancers’ te maken.Daardoor was het makkelijk om als onwettig predikant actief te blijven.

Vaak waren de ambachtsheren zelf niet eens de gereformeerde religie toegedaan, dus wanneer de illegale predikers onzuiver in de leer waren – zoals waarschijnlijk in het geval van Couwenberg – was dat voor deze ambachtsheren geen enkel probleem, terwijl het voor de kerk zelf een extra zorg betekende. Vandaar ook dat vanaf 1589 de “sake Couwenberghe” jaarlijks op de agenda van de particuliere synodes stond.

Couwenberg voor de classis

In 1589 moest hij verschijnen voor de classicale vergadering van Dordrecht, gehouden te Puttershoek om tekst en uitleg te geven over zijn bediening te Werkendam. Hij was officieel immers predikant te Meerkerk, behorend tot de classis Dordrecht? Couwenberg verweert zich met de mededeling dat hij door Werkendam beroepen was en hij dit beroep had aangenomen. Elke officiële bevestiging daarvan ontbrak echter, en het beroep was niet eens ‘geapprobeerd’ (=goedgekeurd) door de classis.

Werkendam rond 1560. Uitsnede van oude kaart.
De kerk van Werkendam (en die van De Werken) op een uitsnede van een oude kaart uit 1560.

Couwenberg kreeg als antwoord “dat hij hemselven wel behoorde te ondersoecken, aleer hij hem tot sulcke dienst behoort te presenteren ende laten gebruycken, hemselven wel beproevende, siende op het exempel der propheten ende apostelen, diewelcke hun altijt geweygert ende haere onbequaemheyt bekent hebben, als sij van Godt geroepen waeren”.

De classis geeft hem het advies mee om zich te begeven tot “eenigen arbeyt om iet te gewinnen tot sijner huyshoudingen met sijnen kinderen”. Mocht hij daar niet volledig in slagen, dan wilden zijn ‘collega’s’ hem een helpende hand bieden. Maar daarmee was de kous af.

Niet voor Couwenberg echter. Toen de classis opnieuw vergaderde, werd opgemerkt dat Couwenberg “voortvaert op Werckendam”, zodat men het nodig achtte om de classis Gorinchem aan te schrijven, “dat we doch dese saecke willen remedieren ende behertigen, dat alsulcke onbequeame persoenen soe lichtveerdichlijck niet in den dienst der kercken inghelaeten en werden”.

Naar de synode ontboden

De classis Gorinchem behandelde zijn zaak maar wilde dat de particuliere synode zich erover uitsprak. Op de synode van 1590, gehouden te Dordrecht, werd Gillis Couwenberg ontboden voor de bijeengekomen classes.

Allereerst willen ze zijn attestaties zien. Couwenberg laat er enkele zien, waaronder die van twee kapiteins van het fort (Jeronimus Boëtius en Joh. van der Dusse). Daarnaast beschikt hij over een certificatie van schout Lodewyck Heyndricksz en kan hij meedelen dat hij door de predikant van Giessen Ouderkerk bevestigd is als predikant van Werkendam.

Maar het maakt weinig indruk; op grond van het getuigenis van verschillende classicale afgevaardigden, en de eigen bekentenis van Couwenberg concludeerde de synode dat hij al in Made onwettig in het ambt was gekomen, door zowel de classis Dordrecht als die van Gorinchem onbekwaam geacht was en – ondanks diverse vermaningen van de classis – onwettig bezig was.

Met klem werd hij vermaand zijn bediening op te geven en te vertrekken naar Amsterdam of Leiden waar hij vast op enigerlei wijze aan de bak kon komen om inkomsten te verwerven voor zijn gezin. Dominee Petrus Hackius van Leiden was zo goedgemutst dat hij financiële steun toezegde namens alle classes van Zuid Holland, in het geval dat Couwenberg zichzelf nog niet kon bedruipen. Als voorschot kreeg hij al 4 guldens en 6,5 stuiver. Maar gulhartig of niet, het was Couwenberg zijn eer te na, en hij deelde de vergadering mee niet te zullen stoppen met zijn predikantschap.

Gezien ‘syne groote hartneckicheydt’ achtte de synode het nodig om de kapitein van het fort en de schout van Werkendam aan te schrijven met de klemmende oproep om mee te werken aan de beëindiging van Couwenbergs bediening in het dorp Werkendam. Ook de baljuw van Zuid Holland werd gevraagd om medewerking in dezen.

Met een vooruitziende blik werd vast besloten om de Staten van Holland te hulp te roepen, als alle andere pogingen zouden mislukken. Tegelijk werden de afgevaardigden van de classis Gorinchem belast met de opdracht om Werkendam en Hardinxveld een gezamenlijke predikant te bezorgen, ‘om sulcke onordeninghe te verhoeden’ in de toekomst. Maar, wonder boven wonder, de volgende dag bleek Couwenberg zich bedacht te hebben: hij wilde de raad van de synode opvolgen en de 4 guldens en 6,5 stuiver in ontvangst nemen. De synode kon opgelucht ademhalen, de zaak Couwenberg was afgehandeld.

Te vroeg gejuicht

Men had echter te vroeg gejuicht, bleek een jaar later. Tijdens de (particuliere) synode van 1591, gehouden te ’s Gravenhage, kwam de zaak opnieuw op tafel. Het verbod om in Werkendam te preken, was tegen dovemansoren uitgesproken. Couwenberg excuseerde zich schriftelijk voor de synodevergadering en ging voort met zijn activiteiten; hij liet zich niet gezeggen door de besluiten van de synode.

Een jaar later was dat niet anders. Zelfs na “verscheyden vermaningen der particulieren synoden ende der classe van Dordrecht ende Gorichum”, ging Couwenberg door als onwettig predikant. Dit keer verscheen hij wel ter synode, alwaar hij te horen kreeg dat de kerk hem wil aanvaarden als predikant, op voorwaarde “dat hy sich mochte wat beter oefenen in propositien”.

Wonder boven wonder bleek hij uiterst boetvaardig te zijn. Hij bekende zijn schuld, erkende zeer “qualyck” gehandeld te hebben, maar wilde wel kwijt dat de schuld voornamelijk lag bij de kapiteins van het fort. Díe hadden hem aangepord om door te gaan met zijn predikdienst te Werkendam, in de verwachting dat hij wel spoedig zijn preekconsent zou krijgen.

Zo was het echter niet; ook Couwenberg moest zich voegen naar de kerkelijke orde. Daarom kreeg hij de opdracht zich te vervoegen bij de Gorinchemse classis om daar geëxamineerd en vervolgens door een dienaar van de kerk in het ambt bevestigd te worden. Couwenberg aanvaardde het bevel van de synode om tot die tijd zich te onthouden van de predikdienst.

Refrein

Opnieuw was dit niet het einde verhaal. Telkens bleek de eerwaarde Gillis van Couwenberg ongeschikt om als predikant te worden toegelaten. En als een steeds terugkerend refrein klinken in de synodale acta de verzuchtingen dat met Couwenberg “veelmaels” is gehandeld, “doch te vergeeffs”.

In Werkendam weet men hem vanaf 1595 weg te werken, zodat de weg vrijgemaakt is voor de nieuwe predikant [Johannes Vitellius]. Maar daarmee is de classis en de particuliere synode nog niet van hem af. Na zijn Werkendamse periode lukt het hem om een aanstelling als predikant van Eethen te verwerven. Daar begint de ellende opnieuw.

Het geduld van de synode kende geen grenzen, zo lijkt het. In 1596 werd hij opnieuw voor de synode gedaagd en krijgt hij gelegenheid om opnieuw een proefpreek te houden, nu voor de synode zelf. Ze lieten hem preken uit Lukas 18, de tekst waar hij de zondag ervoor – naar zijn zeggen – over gepreekt had. Zijn preek kon de toets der kritiek niet doorstaan en werd “heel vreemt en buyten propooste” gevonden.

Kortom, de kerk hield voet bij stuk. Gillis van Couwenberg overigens ook. Vanaf 1605 diende hij de gereformeerde kerk van Zuilichem. Een jaar later horen we voor het laatst van hem op de particulieren synode van Gorinchem; ondanks “schoone woorden” ging Couwenberg zijn eigen gang.

De kerk wist er geen raad mee; vanaf 1606 horen we niet meer van dominee Gillis van Couwenberg. Zijn naam is vereeuwigd op het predikantenbord in de Dorpskerk van Werkendam. De eerste predikant sinds de Reformatie. Hoewel niet van onverdachte reputatie, toch de eerste in een hele lange rij. Tot aan de dag van vandaag. Het heeft de voortgang van het kerkelijke leven blijkbaar niet in de weg gestaan.

Gebruikte literatuur:

  • A. Th. van Deursen, Bavianen en slijkgeuzen. Kerk en kerkvolk ten tijde van Maurits en Oldenbarnevelt (Franeker 1998; derde druk)
  • W. Laarakker/H. Oorne, De Nederlandse Hervormde kerk te Made. Een opvallend monument (Made z.j.)
  • C.A. Tukker, De classis Dordrecht van 1573 tot 1609 (Leiden 1965)
  • J. Reitsma/S.D. van Veen, Acta der Provinciale en Particuliere Synoden gehouden in de Noordelijke Nederlanden gedurende de jaren 1572-1620, verzameld en uitgegeven door J.Reitsma en S.D.v.Veen III (1892-1899)
  • A. Verschoor, ‘De ringen Altena en Heusden in de classis Gorinchem 1602-1632’, In: Historische Reeks Land van Heusden en Altena 1, blz. 55-86
Dit artikel is eerder gepubliceerd in Effe Lùstere (september 2008), periodiek van de Historische Vereniging Werkendam en De Werken c.a.
Inhoudsopgave
Recente artikelen
1 april, 2020
Categorie:

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.

1 december, 2018
Categorie:

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.

2 oktober, 2018
Categorie:

Lorem ipsum dolor sit amet, consectetur adipiscing elit. Ut elit tellus, luctus nec ullamcorper mattis, pulvinar dapibus leo.