De Werken en Werkendam waren altijd tweelingdorpen. Toch behoorden ze tot verschillende gemeenten; De Werken viel onder gemeente De Werken en Sleeuwijk (ook wel: De Werken c.a.), Werkendam behoorde tot de gelijknamige gemeente Werkendam. Na bijna een halve eeuw discussie, vond de samenvoeging van beide gemeenten uiteindelijk plaats in 1950.
Tot 1950 liep de grens tussen beide dorpen – tevens dus gemeentegrens – dwars door de bebouwde kom. In maatschappelijk opzicht was De Werken op Werkendam aangewezen. De natuurlijke grens, gevormd door het riviertje De Werken, was vervaagd en uit het collectieve geheugen verdwenen. Vooral bij een blik in het paspoort wisten inwoners van De Werken dat ze geen Werkendammers waren. En zo was De Werken, al behoorde het tot een andere gemeente, sinds mensenheugenis met Werkendam vervlochten.
Het was dus niet vreemd dat met regelmaat stemmen opgingen om beide gemeenten samen te voegen. Vanaf de jaren ’30 van de twintigste eeuw voor het eerst. Maar het duurde uiteindelijk nog tot 1950 voordat de daadwerkelijke herindeling een feit was. Welke pogingen tot samenvoegen van beide gemeenten gingen vooraf aan de uiteindelijke herindeling? En op basis van welke argumentatie kwam de definitieve samenvoeging tot stand? Op deze vragen zoeken we in deze bijdrage een antwoord.
Een gezamenlijke burgemeester voor Werkendam en De Werken c.a.
Vanaf 1915 deelden de twee buurgemeenten één burgemeester, Arie Sigmond. Twee jaar eerder was hij benoemd als burgemeester van De Werken en Sleeuwijk en in 1915 bij Koninklijk Besluit ook als burgemeester van Werkendam. Tegen de zin van de Werkendamse gemeenteraad, overigens, en dat liet men zelfs tijdens de installatie van de nieuwe burgervader nog merken.
Ook in 1940, bij de benoeming van Jacobus de Bruijne als burgemeester voor beide gemeenten sprak de gemeenteraad onbeschroomd haar teleurstelling uit. Juist toen had men een eigen burgemeester verwacht voor de relatief grote gemeenten Werkendam. Maar het tij was al gekeerd. Diezelfde burgemeester De Bruijne ontwikkelde zich tot pleitbezorger van samengaan tussen Werkendam en De Werken en Sleeuwijk.
Herindelingsplannen voor de oorlog
In 1919 verkende het College van Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant voor het eerst de mogelijkheid om beide gemeenten samen te voegen. Ook andere gemeenten in Noord-Brabant waren benaderd om herindeling te overwegen. De tijd bleek echter niet rijp te zijn, beide gemeenteraden reageerden afwijzend, zonder er al te veel woorden aan vuil te maken.
Splitsing en fusie van Werkendam en De Werken
In 1935 ontvingen beide gemeenten opnieuw een brief van de provincie Noord-Brabant, met vergelijkbare strekking. ‘Wij hebben de eer U mede te deelen, dat wij de wenschelijkheid overwegen om tot vereeniging van de gemeenten Werkendam en De Werken c.a. te geraken.’ Kern van het plan behelsde een samenvoeging van de gemeente Werkendam met De Werken en Sleeuwijk. Buurtschap de Kille zou bij de gemeente Almkerk gaan behoren. Ofwel, een opsplitsing van De Werken en Sleeuwijk, waarbij het grootste deel zou samengaan met Werkendam.
Afwijzing
De gemeentebesturen sloegen aan het rekenen en eensluidend was hun conclusie: een fusie levert ons geen financieel voordeel op. Daarmee deden andere voordelen er niet meer toe en zag men verder alleen nog maar nadelen. Met name het gemeentebestuur van De Werken en Sleeuwijk benoemde uitvoerig de schaduwzijden van samengaan met Werkendam. Werkendam zou de hegemonie krijgen in de nieuwe gemeente, ‘het platteland heeft niets meer in te brengen’. Trefzeker analyseerden de bestuurders van De Werken en Sleeuwijk het verschil met Werkendam.
De aard en het karakter der burgerij van Werkendam, de hoofdplaats van het Land van Altena, verschilt zeer met die van Sleeuwijk […]. Er is maar één Werkendam; een bijzonder saamhorigheidsgevoel is er. Dit wordt niet gezegd ten hunnen nadeele. Integendeel; maar wel om te doen uitkomen, dat bijvoeging van een deel onzer Gemeente strijdt met historie en aard der burgerij van Werkendam, al zouden wij voor de bebouwde kom van het dorp de Werken een uitzondering kunnen maken.’
Het dorp De Werken bij Werkendam voegen zag men echter niet als optie, omdat de gemeente De Werken en Sleeuwijk daarmee een (te) kleine gemeente zou worden. Daar kwam nog bij dat het gemeentebestuur solidair wilde zijn met buurtschap De Kille, die in het provinciale voorstel zou ‘afgerukt’ worden van de gemeente.
Referendum
In een referendum avant la lettre had de gemeente zich tot de 308 stemgerechtigden van de buurtschap gericht. Een overgrote meerderheid van 281 kiezers gaf te kennen dat zij bij De Werken en Sleeuwijk wilde behoren. Hoewel Almkerk een rijke(re) gemeente was, verleidde dat de Killenaren dus blijkbaar niet tot de aansluiting. Daarmee was, aldus het gemeentebestuur, de uitspraak waar: ‘Al is een moeder arm, zij dekt toch warm’. En: ‘Wij willen de Kille, met haar arme, arbeidzame bevolking, houden; en zouden met leede oogen zien, dat zij aan een in het gunstigste geval rijke stiefmoeder werd toegedeeld.’
Ten slotte, met een grondoppervlakte van 2287 hectare behoorde gemeente De Werken en Sleeuwijk in haar opinie niet tot de ‘kleine, geen toekomst bezittende Gemeenten’. Ofwel, er was verder niet over te praten en omdat ook Werkendam geen brood in samenvoeging zag , ging het plan van de baan. Of beter gezegd: het werd op de lange baan geschoven.
Herindeling in de oorlogsjaren
Ook ten tijde van de Duitse bezetting had de overheid samenvoegingsplannen. Tijdens een bezoek van de secretaris-generaal van het ‘Departement van Binnenlandsche Zaken’, aan Werkendam in 1942, kwamen deze plannen ter sprake. Burgemeester De Bruijne had een beknopte notitie overhandigd, waarin hij motiveerde waarom Werkendam en de gemeente De Werken en Sleeuwijk bij elkaar hoorden.
Ambitieuze burgemeester van Werkendam
Naast de vervlechting van de dorpskernen De Werken en Werkendam voerde hij aan dat de voorgenomen bedijking van de Biesbosch, inclusief nieuwe haven en een industrieterrein, gebaat zou zijn bij een krachtige gemeente. ‘Het behoeft geen nader betoog, dat de toekomstige taak in de Biesbosch ontegenzeggelijk veel beter zal kunnen verricht worden door een gemeente van +- 7400 inwoners, dan door een gemeente van ruim 3600 inwoners.’
In een nagezonden brief aan de secretaris-generaal van het departement en de commissaris van Brabant zette hij zijn gedachten op dit punt nader uiteen; een vergezicht waarin zelfs gesproken werd over een geheel nieuwe dorpskern in de bedijkte Biesbosch. In elk geval blijkt uit zijn brief een sterke lobby om een zo groot mogelijk deel van de Biesbosch bij de samengevoegde gemeente Werkendam te voegen, hoewel De Bruijne erkende dat het ‘allicht een utopie [zou] zijn om te streven naar de inbrenging van den Biesbosch bij één gemeente’.
Zijn opvolger, burgemeester N.J.M. van Dulst, herhaalde twee jaar later het pleidooi van De Bruijne om beide gemeenten samen te voegen. In een brief aan de ‘Beauftragte’ verwijst hij naar de eerdere poging van de provincie in 1935 en die van zijn voorganger, in 1942. Met het oog op ‘uitbreiding, sanering en riolering’ in beide dorpskernen, benadrukte Van Dulst het belang van een spoedige samenvoeging.
Herindelingsplannen na de oorlog
In het laatste oorlogsjaar bleven de herindelingsplannen liggen. Maar ruim een half jaar later klom burgemeester De Bruijne – inmiddels weer terug van weggeweest, na het vertrek van NSB-burgemeester Van Dulst – opnieuw in de pen. Nu uit de troonrede van 1945 was gebleken dat het ‘vraagstuk der gemeentelijke herindeling’ ook de aandacht van de landelijke regering had, zag de Werkendamse burgervader zijn kans schoon. Zijn argumenten waren ongewijzigd gebleven en de economische wederopbouw na de bevrijding was reden temeer om beide gemeenten te verenigen. Opnieuw sprak hij zijn voorkeur uit om de Biesbosch bij één gemeente onder te brengen. Hoewel hij dat niet met zoveel woorden zei, bedoelde hij natuurlijk dat de Biesbosch dan bij de nieuwe gemeente Werkendam zou moeten behoren.
Provincie in actie
Een jaar later, in 1947 dus, kwam de provincie zelf in actie en kondigde een samenvoeging aan van De Werken en Sleeuwijk en Werkendam. Het betrof een complete samenvoeging, dus inclusief de kernen Sleeuwijk en de Kille, maar zonder verdere grenswijzigingen in de Biesbosch.
Naar aanleiding van deze brief bracht de raad van Werkendam een positief advies uit op het voorstel tot samenvoeging. Hoewel niet iedereen het directe nut zag van het samengaan met Sleeuwijk en de Kille, vond men de grenscorrectie vanwege de binding met De Werken niet meer dan logisch en gaf men aan de provincie carte blanche om de herindeling verder te regelen.
De gemeenteraad van De Werken en Sleeuwijk was minder enthousiast. Slechts vier raadsleden oordeelden positief over het samenvoegingsvoorstel (hoewel een afwezig raadslid naar verluid ook voor was). Twee leden vonden dat Nieuwendijk er dan ook bij moest, omdat de Kille en Nieuwendijk in feite net zo verbonden waren als Werkendam en De Werken. Vier leden waren van mening dat Sleeuwijk zelfstandig kon blijven en dat algehele samenvoeging van beide gemeenten onnodig dan wel onwenselijk was. Interessant genoeg pleitten twee raadsleden ervoor om dan maar meteen het gehele Land van Altena samen te voegen.
Definitieve besluitvorming
De provincie vervolgde echter het voorgestelde traject en presenteerde in 1949 het voorontwerp van het wetsvoorstel tot ‘grenscorrectie’, hoewel het in feite om samenvoeging ging. Tien Werkendamse raadsleden konden instemmen met het voorstel, één maakte het voorbehoud dat Sleeuwijk en de Kille zelfstandig mocht blijven als de inwoners dat zouden wensen.
In De Werken en Sleeuwijk lag het opnieuw gecompliceerder. Vier raadsleden waren voor samenvoeging van beide gemeenten in zijn geheel, de overige leden stemden slechts in met samenvoeging van De Werken bij Werkendam. Feitelijk was dus een meerderheid tegen volledige fusie. Ondanks deze tegenstribbeling nam de gemeente De Werken en Sleeuwijk geen maatregelen om het verdere fusieproces te verstoren. Wellicht als daad van protest besloot men zich niet te vertegenwoordigen in de openbare zitting van Gedeputeerde Staten, waar burgemeester De Bruijne – nadrukkelijk namens de gemeente Werkendam – wél aanwezig was.
Ook de Tweede Kamer ging, ondanks kritische vragen van parlementariërs, akkoord met het wetsvoorstel en daarmee was de herindeling per 1 oktober 1950 een feit.