‘Respect voor dialect’. Dat is het motto van de drijvende kracht achter www.dialectopgomarus.nl, Klaas de Groot uit Spijk. Samen met zijn collega Teunis van Ooijen uit Nederhemert doet hij onderzoek naar het dialect in de verschillende dorpen van Rivierenland. Houde gij ok zo van strêêktaol? Jao? Dan is deuze site krek iets vur oe!, luidt het enthousiaste welkom. Maar ook als je er niet van houdt, is de website de moeite van een kijkje nemen waard.
Onderzoek
Het begon zo’n zes jaar geleden. De Groot werkte al op de Gomarus en gaf biologie. Toen hij een nieuwe collega kreeg, bleek al snel dat ze beiden een voorliefde hadden voor streektaal. Op een gegeven moment besloten ze een onderzoekje op poten te zetten. Lijsten met woorden werden uitgedeeld onder de leerlingen, gekoppeld aan de vraag hoe men bepaalde woorden uitsprak. De resultaten van dit onderzoek werden uitgewerkt in zogeheten isoglossen.
Het leverde verrassende resultaten op. ‘De taalgrens tussen bepaalde uitspraken is vaak haarscherp te bepalen. Het woord ‘boter’ wordt in de Alblasserwaard uitgesproken als butter, terwijl ze er in de Vijfherenlanden botter van maken.” Over de oorzaken van al die verschillen, tasten ze in het duister. ‘Bij sommige woorden is het de natuurlijke grens die het verschil maakt, maar bij andere uitspraakverschillen moet je heel ver terug naar het verleden om de oorzaak op te kunnen sporen. Maar dat is niet onze prioriteit.’
Dialect is veelzijdiger
Ze willen eigenlijk boven alles een lans breken voor het dialect. Streektaal is dan misschien plat, het is vooral en bovendien cultúúr. En het is eigenlijk gewoon veel mooier rijker en veelzijdiger, vinden ze allebei. ‘Wist je bijvoorbeeld dat bekant (bijna) afkomstig is van het oud-Hollandse woord ‘bijkans’? Of dat de term hendig niet alleen ‘handig’ betekent, maar ook ‘knap’ of ‘goed’. Bijvoorbeeld: ‘dat is nog een hendige fiets’.’
‘Jarenlang is er heel veel schaamte geweest voor dialect, vooral in de jaren ’80 en ’90. De heersende gedachte was: mijn kinderen moeten toch netjes kunnen spreken, en daarom was dialect taboe.’
Jongelui merken dat eigenlijk nog steeds wel. Arjen Bouman (14, Wijk en Aalburg): ‘Mensen zeggen soms wel eens tegen mij: kun je niet normaal praten? Soms begrijpen ze me niet eens, bijvoorbeeld als ik bekant zeg. Maar ik stoor me er niet aan.’ Verontschuldigend: ‘Ik praat gewoon zo.’
Toch is de tendens volgens De Groot momenteel dat dialect weer mag. ‘Maar het is eigenlijk al te laat. Kinderen leren het niet meer en import doet het gewoon niet. Het is zogezegd bijna uitgesturven.’ Heel jammer, vindt De Groot.
Platproaters op school
Gelukkig zijn er ook op de Gomarus nog leerlingen die zich niet schamen voor hun accent. Naast Arjen zijn ook Jeroen van der Ven (13, Wijk en Aalburg), Paula van Zanten (14, Culemborg) en Willem de Bruin (14, Nederhemert) fervente platproaters. Meestal praten ze op school ‘normaal’ en thuis in dialect. Het wisselen tussen beide ’talen’ gaat van èèges, aldus de jongelui.
Paula was in Culemborg zelfs een tijdje betrokken bij een club mensen die met elkaar dialect spraken. ‘Culemborg praat niet zo sterk dialect meer, eigenlijk vooral nog de oudere mensen. Het is erg stads geworden,’ aldus Paula. ‘Samen voeren we dus de strijd tegen de stadse kakkers’, zegt De Groot met een brede glimlach. Maar heeft het ook daadwerkelijk effect? Hij knikt instemmend. ‘Ik vind van wel. Leerlingen weten dat wij er een beetje gek van zijn en – zeker bij ons – durven ze het zelf ook beter. Je merkt alles bij elkaar dat het herkenning oproept. Zo van: hé dit is leuk!’